Armer dan hun ouders

Na de Tweede Wereldoorlog was – op een korte periode begin jaren zeventig na – de verwachting van de meeste ouders dat hun kinderen het beter zouden krijgen dan zij. Die tijd lijkt nu voorbij, stelt adviesbureau McKinsey.

Toekomstige generaties zullen het niet meer vanzelfsprekend beter krijgen. Deze trendbreuk constateert het adviesbureau McKinsey in het lijvige rapport Poorer than their parents? Flat or falling incomes in advanced economies.

Zeker sinds de crisis van 2008 leeft deze angst bij veel mensen in westerse landen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelde begin dit jaar nog dat 66 procent van de Nederlanders verwacht dat toekomstige generaties het slechter zullen krijgen. McKinsey laat nu met harde cijfers zien dat deze vrees gegrond is. Tussen 1995 en 2004 ging minder dan 2 procent van de burgers in 25 westerse landen er in reëel inkomen op achteruit. In de tien jaar daarna – van 2005 tot 2014 – groeide dat cijfer naar tussen de 65 en 70 procent. Dit betekent dat in deze periode tussen de 540 en 580 miljoen mensen hun inkomen hebben zien stagneren of dalen. Bij ongewijzigd beleid zal over tien jaar de koopkracht van vier op de vijf burgers verder zijn afgenomen.

Een belangrijke oorzaak voor deze terugval is de financiële crisis van 2008 en het daarop volgende trage herstel, vooral in de eurozone. Maar verder dan dit punt te benoemen gaan de onderzoekers van McKinsey niet. Uitvoeriger gaat het rapport in op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt (vakbondsgraad, flexibilisering), demografische factoren (ontgroening, vergrijzing), macro-economische condities (groei, krimp), ontwikkelingen op de kapitaalmarkten (pensioenen en huizen) en beleidswijzigingen op het gebied van belastingen en inkomensoverdrachten (subsidies en uitkeringen). 

Interessant aan het onderzoek is dat Nederland een van de zes nauwgezet onderzochte landen is. De andere vijf zijn de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Zweden. Wat opvalt is dat maar liefst 70 procent van de Nederlandse huishoudens er sinds 2005 in besteedbaar inkomen (dus na belastingen en overdrachten) op achteruit is gegaan. Alleen Italië presteert op dit vlak nog slechter. Daar is nagenoeg iedereen erop achteruit gegaan. In Frankrijk heeft daarentegen maar 10 procent van de huishoudens het reëel besteedbaar inkomen zien dalen en in de VS en Zweden zelfs minder dan 2 procent. Deze enorme verschillen hangen samen met hoe nationale overheden reageerden op de crisis, het gevoerde economisch en sociaal beleid en de kracht van de vakbonden. In geen van de onderzochte landen is het loonaandeel in het nationaal inkomen (de arbeids­inkomensquote) de afgelopen jaren zo sterk gedaald als in Nederland. Zelfs meer dan in de VS en Groot-Brittannië, waar vakbondsrechten sinds Thatcher en Reagan stelselmatig zijn afgebroken. Het tekent de door­geschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt en de meegaandheid van de vakbonden in ons land.

Volgens McKinsey moeten we de oorzaak voor de achteruitgang van de lonen exclusief zoeken in technologische verandering. Kort gezegd heeft technologische innovatie de prijs voor hooggeschoolde arbeid verhoogd en voor laaggeschoolde arbeid verlaagd. Deze verklaring staat in de economische wetenschap echter in toenemende mate ter discussie. Zo blijkt uit onderzoek van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) dat het verklarende aandeel van automatisering op de daling van de arbeids­inkomensquote nihil is. Veel bepalender zijn globalisering, flexibilisering van de arbeidsmarkt en financialisering (belastingontwijking). 

En juist in deze factoren hebben multinationals nadrukkelijk de hand gehad. Terecht merkt financieel geograaf Ewald Engelen in zijn kritische bespreking van het McKinsey-rapport op dat die wel heel opzichtig buiten schot worden gehouden. Wat ook weer niet zo vreemd is, aangezien het grootbedrijf de belangrijkste broodheer is van het adviesbureau. Maar voor een goede analyse van de zorgwekkende sociaaleconomische ontwikkelingen die McKinsey zo treffend schetst, mag de rol van multinationals niet onbenoemd blijven. Net zo goed als neoliberale politici dragen multinationals verantwoordelijkheid voor de sterke inkomensdaling van grote groepen mensen.